Begrijpen van taal:
- Niet of onvoldoende begrijpen wat anderen zeggen
- In een omgeving met veel rumoer wordt taal moeizaam begrepen
- Moeite met het begrijpen van schriftelijke taal
Taalproductie:
Verstaanbaarheid:
- Moeilijk verstaanbaar
- Uitspraakfouten
- Woordenschat en woordvinding:
- moeizame opbouw van woordenschat
- beperkte woordenschat.
- moeite met onthouden van nieuwe woorden
- Woordvindingsmoeilijkheden (moeite om op een woord te komen)
Zinsbouw:
- Moeizame zinsontwikkeling
- Zinnen zijn erg kort. Woorden worden weggelaten
- Zinnen vertonen woordvolgordefouten
- Fouten tegen werkwoordvervoeging, verbuigingen (Bv. meervoudsvormen) en correct gebruik van lidwoorden (Bv. de of het), voornaamwoorden (Bv. hij/zij, haar/zijn, hem/haar)
Communicatie:
- Moeite met beurtgedrag
- Niet bij het onderwerp blijven
- Moeite met het vertellen van een verhaal of gebeurtenis
- Moeite met het onder woorden brengen van gevoelens