Wanneer zorgen maken?

  • Het kind heeft weinig of niet (gevarieerd) gebrabbeld
  • Het kind kan moeilijk iets onder woorden brengen
  • Het kind is moeilijk verstaanbaar
  • Een verhaal of een gebeurtenis vertellen gebeurt onsamenhangend
  • Spreken op verzoek is moeilijk
  • De woordenschat is beperkt
  • Het kind vindt geregeld het juiste woord niet
  • Woorden worden soms vervangen door een woord uit eenzelfde categorie (‘broek’ i.p.v. ‘trui’) of klinken gelijkaardig (‘dolfijn’ i.p.v. ‘fontein’)
  • Het kind heeft moeite met ruimte- en tijdsbegrippen (boven, onder, ervoor, erachter, straks, erna, later, nadat, voordat…)
  • Het kind heeft moeite met zinsbouw
  • Zich eigen maken van de grammaticale regels is moeilijk
  • Het kind gebruikt non-verbale communicatie zoals mimiek, gebaren, wijzen en aanraken om zich duidelijk te maken
  • Men heeft vaak de indruk dat het kind niet goed ‘hoort’ wat er gezegd wordt
  • Geheugen voor klanken, woorden en zinnen en geheugen waar verinnerlijkte taal voor nodig is, scoort zwak
  • Problemen met taalbegrip en het begrijpen van opeenvolgende instructies lukt onvoldoende
  • Scheidingsangst komt voor op jonge leeftijd en later heeft het kind moeite met zelfsturing en het reguleren van emoties door een gebrek aan innerlijke taal
  • Leesproblemen
  • Problemen met taalbeschouwing
  • Problemen met leren van vreemde talen
  • Moeite met plannen en organiseren

Info minimun spreeknormen : Groninger Minimum Spreeknormen